Gisteren verscheen er op Control een kritische column over de reportage die Nieuwsuur deze week uitzond over ‘verslavende games. Vincent van Diemen, studio manager bij developer en uitgever Sparkling Society, is een van de mensen die aan het woord kwam in reportage en in een bijbehorend artikel in de Groene Amsterdammer. Van zijn boodschap zag hij echter weinig terug: “Ik wilde critici laten zien dat we een fantastische industrie hebben; creatief en bruisend van de energie.” Van Diemen deelt hieronder zijn verhaal.
“Het begon allemaal met een reactie die ik schreef op een artikel in Trouw waarin ex-gameverslaafde Michiel Smit met hagel begon te schieten op de game-industrie. Het artikel werd tot mijn grote verrassing geplaatst en enkele weken later hing ik aan de telefoon met een onderzoeksjournalist. Hij werkte aan een item over gameverslaving voor de Groene Amsterdammer en Nieuwsuur. Of ik hem te woord wilde staan.
Over wat ik wilde vertellen kan ik heel kort zijn. Uiteraard zijn er games die op verwerpelijke wijze lootboxen gebruiken en dat er in-app purchases zijn in full-priced games. Kortom – dat niet iedereen een ethische benadering van verdienmodellen hanteert. Als manager van een bedrijf dat casual mobiele games ontwikkelt op basis van het free-to-play model begrijp ik prima hoe deze markt in elkaar zit.
In beginsel zijn onze games gratis, maar van gratis games kunnen ook wij onze salarissen niet betalen. Daarom kijken wij heel goed naar wat onze gebruikers leuk en belangrijk vinden en – ja ook – waar ze gevoelig voor zijn. En dus proberen we op die vlakken onze games beter te maken. Wij willen meer dan alles dat iedereen onze games leuk vindt en blijft spelen. Niet dat je er na de eerste sessie klaar mee bent. Daar is niets onkies aan. De privacy van mensen wordt goeddeels gewaarborgd door de AVG [Algemene verordening gegevensbescherming], omdat die Europese regelgeving heel duidelijk is en strikt in wat voor data we mogen verzamelen en wat we ermee kunnen doen. Wij zijn een gezond bedrijf, maar we zijn ook een relatief kleine speler in deze miljardenindustrie en als wij gezond willen blijven, dan moeten we zorgen dat onze spellen gespeeld worden.
In de gesprekken die ik heb gevoerd met de onderzoeksjournalisten en Nieuwsuur was dat mijn boodschap. Het nogal extreme standpunt dat alle retentie-verhogende features gelijkstaan aan manipulatie en er letterlijk op uit zijn om mensen verslaafd te maken is iets wat ik met hand en tand zal bestrijden. Manipulatie is een nogal ingewikkeld begrip, want als je het mij vraagt worden we de godganse dag aan alle kanten blootgesteld aan manipulatie. In supermarkten die door slimme mensen zijn ingericht met producten waarvan de verpakkingen ook weer door slimme mensen zijn ontworpen. Of de bakken met snoep langs de wachtrij bij de kassa. Afijn, je snapt het punt.
En dan heb ik het nog niet over onze digitale leefwereld waarin we continue met z’n allen onderhevig zijn aan allerlei algoritmen waarvan we de werking niet kennen, maar waarvan we heel goed weten dat ze niets anders doen dan de verdienmodellen dienen van de bedrijven erachter. Is dat heel kwalijk? Ik denk het niet. Ik gebruik een hele bups aan producten die mij gratis worden aangeboden. Soort van gratis, want al die hulpmiddelen verzamelen data van mij en daarin ligt de verdienste voor de aanbieder. Als je dat niet wilt, dan wordt je serieus beperkt in je leefruimte. En hoewel ik mijn best doe om dat te begrijpen, ben ik van mening dat we er beter aan doen om er bewust mee om te gaan in plaats van op een eiland te gaan zitten.
Van het twee uur durende gesprek met de onderzoeksjournalisten van Investico bleven uiteindelijk drie alinea’s over. Van mijn interview met Nieuwsuur bleef een minuut over van de ruim 60 minuten die het gesprek voor de camera duurde. Dat weet je op voorhand, maar tegelijkertijd weet je ook dat je niet met sensatiebeluste media spreekt, maar met het beste wat ons journalistieke landschap te bieden heeft. Toch? Hoewel ik nog steeds van mening ben dat dit min of meer wel klopt voel ik toch dat me te kort is gedaan. Want hoewel ik wist dat ik in het beklaagdenbankje zou zitten, was het mijn intentie om de critici te laten zien dat we een fantastische industrie hebben; creatief en bruisend van de energie. Een industrie waar bevlogen mensen mooie dingen maken. Maar ook een industrie waar geld verdiend moet worden. Dat met hagel schieten op de industrie in z’n geheel niet kan zonder dat ik me daar boos over maak. Helaas zien we dat vrijwel niet terug in het artikel in de Groene Amsterdammer. Ik vind het item op Nieuwsuur gezien de beperkte tijd een stuk evenwichtiger, maar voor beide geldt dat er eenvoudigweg wordt gesteld dat er een probleem is en dat de oorzaak van het probleem ligt bij een gewetenloze games industrie.
In het Nieuwsuur-item wordt gesproken over mensen van 12 tot 18 jaar. Wordt er door iemand bij stilgestaan dat er kwetsbare mensen zitten in deze groep, veel misschien zelfs? Mensen die sociaal niet mee kunnen en voor wie de vlucht in games een veronderstelde zege is? Hoe ontzettend triest het ook is en hoe zeer ik vind dat we deze groep niet in de steek moeten laten, is het eerlijk om de game-industrie de schuld te geven van het feit dat deze mensen in een isolement raken? En dan: waar zijn de ouders van deze arme kinderen? Die vraag is nergens aan bod gekomen. Dus waar is nou precies dat tegengeluid, waar zijn die prangende vragen die onderzoeksjournalisten zouden moeten stellen en waarmee zij zich onderscheiden van de rest?
Ik blijf tegen iedereen die het wil horen zeggen, roepen zelfs, dat de game-industrie voor het overgrote deel een fantastische industrie is; creatief, bruisend, innovatief en vooral in zakelijk opzicht soms verschrikkelijk complex. We zijn met genoeg in Nederland om het gewenste tegengeluid te laten horen. Doen!”