Als het aan Amy Hennig had gelegen was ze films gaan maken in plaats van games. Cinematographer, dat wilde ze worden. Al snel merkte ze dat er in die wereld weinig ruimte is voor vrouwen. Een van haar docenten deed van meet af aan erg zijn best om Hennig op andere gedachten te brengen, want “het sjouwen met al die apparatuur was veel te zwaar voor een vrouw. Ook haar medestudenten hielpen niet. Zo herinnert ze zich nog een shoot op locatie. Toen ze het aanbod van een normaliter progressieve en vriendelijke medestudent die haar spullen wilde dragen afsloeg, beet hij haar toe dat er maar een ding erger is dan machomannen: machovrouwen. Niet alleen de mensen om haar heen gaven haar het gevoel onwelkom te zijn. De American Society of Cinematographers had slechts één vrouwelijk lid: Brianne Murphy. En die zou volgens verhalen alleen maar lid zijn, omdat men bij haar voordracht in de veronderstelling was dat ze een Bryan was in plaats van een Brianne.
Intimidatie
Ondanks alle negatieve ervaringen liet Hennig zich niet kennen en zette door. Om haar studie te kunnen bekostigen nam ze een freelance baantje bij een gamedeveloper en vervolgens was het snel gedaan met de filmaspiraties. Hennig vond het werk leuk en voelde zich als vrouw welkom. Binnen twee jaar was ze lead designer en nog twee jaar later was ze game director. De rest is, zoals de Engelsen zeggen, history. Dat snelle succes wijt Hennig onder andere aan de steun en raad die ze van haar mannelijke collega’s kreeg. Nooit is ze geïntimideerd of gediscrimineerd, maar ze is zich bewust dat dit niet betekent dat het anderen niet kan overkomen. Ze realiseert zich dat het internet een vervelende plaats kan zijn en dat de gamercultuur nare kanten heeft, maar dat is niet de gamesindustrie.
Seksistisch
Nu had ik Hennig al hoog zitten. Ze is tenslotte de vrouw die verantwoordelijk is voor de door mij geliefde Uncharted games. Maar uit haar verhaal tijdens de #1ReasonToBe sessie op GDC blijkt dat we ook iets gemeen te hebben: beide kwamen we uit een industrie die erg seksistisch was en binnen de gamesindustrie zijn we omringd door mannen die ons hebben gesteund. Net als Hennig heb ik tot op heden geen last gehad van discriminatie of misschien is het wat zij zegt: “Wellicht ben ik wel eens gediscrimineerd, maar had ik het gewoon niet door.” Het is goed om ook dit soort ervaringen te delen met vrouwen die overwegen om met games maken hun brood te verdienen. Of om met Hennig af te sluiten: “Come in, the water is fine.”