Kennismaken met de Nederlandse videogamesindustrie is, voor een Vlaming, een sprong van vijf à tien jaar vooruit in de tijd. Wat sporen jullie al breed: onlangs werd ik door de Nederlandse ambassade in Brussel uitgenodigd om een aantal Nederlandse gamebedrijven te bezoeken, en wat me meteen opviel was de enorme mix van gehanteerde businessmodellen en doelmarkten. Er zijn bedrijven die serious games maken om de rekeningen te betalen, en de eventuele marge uit die opdrachten herinvesteren in hun eigen producties. Er zijn er die videogametechnologie gebruiken voor industriële toepassingen. Er zijn er zelfs die de strikt lokale markt bedienen (IJsfontein – een Amerikaanse collega kreeg de naam niet eens gebekt).
Los nog van de internationale successen als Guerrilla Games: het draait. En dat maakt een Vlaming minstens een beetje afgunstig, want wij zitten nog aan te modderen. Het is niet dat we géén succesverhalen kennen: Larian Studios’ Divinity-reeks is een gevestigde RPG-waarde, en Tale of Tales inspireerde met zijn artistieke gamevignettes het ontwerp van grote internationale titels – van Uncharted 2 tot Mass Effect 3. Er zit ook een stevige groei in piepe startups.
Maar de meeste daarvan zitten nog in volle opstartperikelen, en opdrachten lospeuteren is lastig. Het grote verschil met Nederland zit hem in de mindset: bij jullie is iedereen gewoon méé. Nederlandse bedrijven, organisaties en overheden plaatsen volop bestellingen voor serious games, en op het Holland Pavilion tijdens Gamescom merkte ik dat het ook wel snor zit met het ondernemerschap in de entertainmentmarkt.
Dus waarom kan dat bij ons niet? Wanneer het over Nederland gaat, luidt het argument: ja, maar ze zijn veel vroeger begonnen. Dat klopt niet helemaal, want bij de Dutch Game Garden in Utrecht hoor ik dat het, de tijden van John Vanderaart daargelaten, eigenlijk pas in 2005 goed van start is gegaan. Maar een tweede argument houdt wel steek: er is enorm veel steun van de Nederlandse overheid, en die vertaalt zich in aanbestedingen en subsidiemechanismen. De Dutch Game Garden trok twee jaar geleden vier miljoen euro aan Nederlands en Europees subsidiegeld binnen. Bij ons werd er een schamele 750.000 euro vrijgemaakt voor een vergelijkbaar incubatiecentrum, en de toenmalige voogdijminister deelde dat bedrag nog eens in drieën omdat ze niet kon kiezen tussen de ingediende dossiers.
Wel viel me op dat veel van jullie erg afhankelijk zijn van diezelfde overheid. Zo een voorlichtings- of trainingsgame maken is handig om de elektriciteitsfactuur te betalen, dat snap ik. Maar overheidsbudgetten laten in de regel weinig marge toe – uit mondhoeken klinkt het dat het moeilijk blijft om effectief winst te maken. Dit komt uit bezorgdheid, niét uit afgunst, maar blaas je op die manier geen zeepbelletje op?
Vergelijking Vlaanderen – Nederland
Vlaanderen | Nederland | |
Oppervlakte | 13.521 km² | 37.354 km² |
Inwoners | 6.350.000 (2012) | 16.800.000 (2013) |
Bevolkingsdichtheid (inwoners per km²) | 470 (2012) | 450 (2013) |
BNP (2004) | € 166 miljard | € 609 miljard |
Vergelijking gamesindustrie België – Nederland
België (land) | Nederland | |
Toegevoegde waarde | $21.278.000 | $225.000.000 |
Aantal bedrijven | 42 | 330 |
Aantal werknemers | 151 | 3.000 |
Gemiddeld aantal werknemers/bedrijf | 3,5 | 9,1 |
Bronnen Nederland: TNO, Control Magazine, LISA, CBS Research
Bronnen België: Antwerp Business School, Flanders District of Creativity, Nationale Bank van België
Samenstelling: Ronald Meeus
[blu_get_posts
title = “Meer nieuws en achtergronden over de Vlaamse gamesindustrie”
type_of_post = “post”
type = “list”
show_categories = “1373”
offset = “0”
per_page = “6”
show_excerpt = “0”
show_filter = “0”
show_category_filter = “0”
excerpt_length = “100”
order_by = “newest”
columns = “2”
remove_load_more =”1″]