Het artikel is van anderhalve week geleden, maar we kregen nu pas de scan — dus wellicht al gesneden koek voor sommigen. Maar toch, dit is dus het nieuws: in een artikel in het Algemeen Dagblad stelt de directrice van de Consumentenautoriteit dat het online spelletjes wil onderzoeken, en dan met name die games die kinderen verleiden tot het doen van betalingen.
Hoewel haar uitspraken in eerste instantie een Pavlov-reactie oproepen (“Zucht, games zijn slecht — alwéér?”) en ze op een paar momenten veel te algemeen is, heeft ze ergens een punt. Tenminste, als de door haar genoemde voorbeelden inderdaad kloppen. Over Habbo stelt ze:
Bij Habbo krijgen kinderen een onlinehuisdier, dat ze moeten verzorgen. Hoewel aanmelden en spelen gratis zijn, kost bijvoorbeeld het virtuele water en voer geld. Zonder geld gaat het beestje dood, zodat de verleiding groot is om te betalen. En aangezien betaling via een simpel sms’je of door te bellen met een 0900-nummer mogelijk is, kunnen de kosten snel oplopen.
En over de virtuele wereld Panfu:
[Hierin] krijgen kinderen een eigen boomhut en een pandabeertje dat ze kunnen aankleden. De meeste items, zoals kleren, zijn echter alleen te krijgen als een kind ‘GoudPanda’ is. En voor dit goudlidmaatschap moet betaald worden. Kinderen krijgen steeds te horen dat het spel veel leuker is als zij GoudPanda zijn.
De vraag is natuurlijk welk deel van de verantwoordelijk bij de developers/publishers ligt en welk deel bij de ouders. Wellicht — maar dat is mijn mening — is het niet gek als dit soort discussie leidt tot een soort code of conduct onder publishers van social games. Al is het alleen al om excessen te voorkomen en daarmee dus zichzelf herhalende negatieve berichtgeving over games.