Je kan de klok er op gelijk zetten. Ieder jaar weer. Zo rond de zomer, wanneer het nieuws dunner gezaaid is, verschijnen de onderzoeken die een verband proberen te leggen tussen gewelddadig gedrag en games. Mij begint het behoorlijk te vervelen. Ik ben van 1963 en heb dezelfde claims gehoord over rockmuziek, strips en video. Het lijkt er eerder op dat er een verband bestaat tussen jongerencultuur en gespeeld geweld.
De ouders moesten maar eens een goed gesprek voeren met hun 3 jarige kinderen. Ik heb in plaats daarvan de antroposofie vaarwel gezegd.
Op de antroposofische peuterspeelzaal waar mijn kinderen naar toe gingen was het ten strengste verboden om speelgoed wapentuig te bezitten. Op de hele school was dan ook geen pistooltje of zwaard te vinden. Ik herinner me nog het indringende gesprek dat met de ouders en de groepsleidster gevoerd werd over het toenemende geweld dat de peuters ten toon spreidden. De kleintjes hadden het, ondanks de strikte regels, voor elkaar gekregen om van meccano en takken pistolen te maken en elkaar daarmee te beschieten. De ouders moesten maar eens een goed gesprek voeren met hun 3 jarige kinderen. Ik heb in plaats daarvan de antroposofie vaarwel gezegd.
Het punt is dat jongeren het waarschijnlijk nodig hebben om geweld op een veilige manier te ervaren. Dat heet spelen. Logisch gevolg is dat alle nieuwe media die succesvol zijn een vorm van geweld in zich dragen.
Veel spellen gaan over strijd en geweld. Zo is schaak in oorsprong ook een vorm van vechten. Of Angry Birds, ook behoorlijk gewelddadig. Vogeltjes met een katapult wegschieten. Niet zo gek dat ze boos zijn.
Spellen maken geweld hanteerbaar, experimenteerbaar. In 2002 schreef Gerard Jones het boek Killing Monsters. Volgens hem is gespeeld geweld noodzakelijk voor de ontwikkeling van het kind. Het leert het om te gaan met angst, boosheid en frustratie. Zo zie je maar, die peuters wisten zelf wel wat goed voor ze was.
Michaël Bas — Managing Partner Ranj Serious Games
Verschenen in Control #26